Dit baarde me zorgen, aangezien velen al geruime tijd bij me op les zitten. Daarom voel ik me geïnspireerd, om in deze les het accent te leggen op improviseren in de toonaard G. De problematiek die aan de orde komt, is van toepassing op improviseren in iedere toonaard.
Als Kees een lied in G inzet, wat doet de pianist dan op zijn piano, als hem wordt gevraagd om Kees te begeleiden?
- De pianist kijkt welke 3 akkoorden hij in G moet gebruiken.
Hij stelt het grondakkoord, de dominantseptime en de subdominant vast.
Als je bent vergeten hoe dit gaat, bestudeer dan nog eens de lessen http://www.improvise.nl/nedles05.html en http://www.improvise.nl/nedles11.html.
In de toonaard G zijn het grondakkoord, de dominant en de subdominant:
G = d g b
D7 = d f# a c
C = e g c
- De truc is nu, om bij het horen van de melodie (van de muzikant met wie je meespeelt of, als je alleen speelt, je eigen melodie) op tijd te wisselen van akkoord en het juiste akkoord (dus grondakkoord, dominant of subdominant) te kiezen bij wat je hoort.
Je kunt deze wisseltruc trainen, door vaak aktief naar muziek te luisteren en door veel te spelen en met anderen mee te spelen. Zo krijg je al doende vanzelf de oren, die intuïtief horen wanneer het tijd is om naar welk akkoord te wisselen bij een gegeven melodie.
Dat is ook nodig, want het aantal combinaties is eindeloos. Na G kun je D7 of C of wederom G krijgen, na D7 kun je C of G krijgen, enzovoort, enzovoort. Je krijgt combinatie-schema's in de trant van:
G D
G C
D C
C D
D G
D C
... enzovoort.
- Een tip, als je iemand's melodie begeleidt op de piano, is om bijvoorbeeld 1 toon te spelen van het akkoord (grondakkoord, dominant of subdominant) dat op dat moment aan de beurt is. Welke toon van het akkoord dat is, maakt dan niet uit.
- Wat je ook kunt doen, is zelf een (tegen)melodie bedenken en die (door de, door de ander gespeelde, melodie heen) spelen.