Leer improviseren. 2004-2005.
Les 04: thema, en melodie als praten.
Henk (van onze groep) dacht: "Ik wéet niets!" en koos daarvoor de
noten e es en c. Hij gebruikte die als thema voor een indrukwekkende
improvisatie. Jammer genoeg is daar geen opname van gemaakt, maar
om te illustreren wat ik bedoel, heb ik op hetzelfde thema gespeeld.
Hoor dit thema gebruiken.
Een thema is een herkenbaar melodietje dat in een muziekstuk veel
voorkomt. Door een thema te gebruiken als uitgangspunt voor een
improvisatie ontstaat structuur.
Het vele herhalen kan eentonig worden. Daarom is een begeleiding
nodig en is het werken met thema's vooral gebruikelijk in grote
composities. Ook kunnen twee thema's gebruikt worden. Zodra een
wisseling van thema plaats vindt spreekt men van een reprise. Voorts
wordt met herhalen niet precies kopiëren bedoeld maar net voldoende
om een overeenkomst erin te herkennen, zoals mensen voldoende op
elkaar lijken om te zien dat ze mens zijn, terwijl ze toch allemaal
verschillend zijn.
Van een thema kan bijvoorbeeld alleen het ritme herhaald worden, of
zelfs slechts een deel ervan. Ook kan alleen gelet worden op het dalend
of stijgend zijn van de melodielijn. Eigenlijk is het gemakkelijker dan
het lijkt, want je hoeft alleen maar slordig te herhalen.
Hoor een ander thema met uitwerking.
Hoor weer een thema met uitwerking.
Hoor weer een thema met uitwerking.
Het blijkt echter niet gemakkelijk te zijn een bevredigende melodie te
maken. Ik denk dat de betekenis van ritme onderschat wordt. Vergelijk
een eentonige prater. Om te boeien moet een spreker werken met
rustpauzen, accenten, stembuigingen, toon- en klankverschillen. Hij
gebruikt het idioom van zijn lichaam, bijvoorbeeld door zijn hoofd in
verschillende richtingen te wenden, e.d. Een melodie die hakkelend
gespeeld wordt zal niet als melodie maar als gehakkel ervaren
worden. Kortom, een melodie moet een vloeiende voortgang hebben.
Liever simpel en glooiend, dan goed gecomponeerd en oefenachtig
gepresenteerd.
Een praktisch hulpmiddel is de menselijke stem! Door mee te neuriën
bij het spel kan gemakkelijker vlot gespeeld worden. Al is het maar
doordat akkoorden voldoende zijn. Bijna iedereen is geremd om te
zingen, maar bijna niemand zingt vals. Sinds de popzangers weten we
dat blikkerigheid van een stem er niet toe doet.
Voorts kan gedacht worden aan praten. Daar stop je ook vaak woorden
in om de vlotte voortgang niet te belemmeren (al is het maar uh
zeggen). Ook daar heb je voorzinnen en nazinnen.
Voorzin en nazin in muziek.
In spraak gebruik je retorische vragen.
Vraagsfeer in muziek.
In spraak gebruik je uitroepen.
Uitroep in muziek.
In gedachte kun je een instelling
nemen die je ook gebruikt als je een verhaal vertelt.
Verhalende sfeer in muziek.
Na een toon gespeeld te hebben kun je een volgende bedenken, maar dit
zal meestal te traag gaan. Daarom is het handig om te kunnen denken in
korte reeksen van tonen, bijvoorbeeld een triller of een voorslag
gevolgd door een gebroken akkoord. De gewone akkoorden lenen zich daar
goed voor omdat ze toch al in de vingers zitten.
Voorslag gevolgd door een gebroken akkoord.
Herhalingen van een enkele toon geven ook voortgang maar met
bovendien een gevoelseffect (snikjes of hartstocht).
Herhalen van een toon.
Uit het hoofd geleerde loopjes hoeven niet afgezaagd over te komen
als ze met verve worden gespeeld.
Loopjes.
Aanvaard dat je minder zult presteren dan Bach of Chopin.
HUISWERK:
Let op de voortgang in je spel. Vergelijk het met vlot
praten. Voorkom muzikaal hakkelen. Vertel als het ware een verhaal.
Gebruik je stem.
Gebruik herhalingen, trillers, voorslagen en gebroken akkoorden.
Verzin een thema en probeer er wat mee te doen.
<< Startpagina / Index van de cursus / Volgende pagina >