Gewoonlijk worden voor een interval toetsen geteld over de toonladder (c−g heet een kwint omdat c d e f g vijf toetsen beslaat). Dat is niet handig want daartoe moet eerst de betreffende toonladder bepaald worden (om de kwint van e te weten moet je met deze methode tellen: e f# g# a b). Bovendien is het onzorgvuldig om de toetsen te tellen i.p.v. de tussenstukken, want een interval is een tussenstuk (zij het als quotiënt; dit voor de mathematici). En je telt steeds 1 toets meer dan nodig is.
Kortom, ik bedoel het tellen in stappen over de witte en zwarte toetsen, niet over de witte alleen. Bijvoorbeeld, van c naar zijn witte buurtoets d beschouw ik als 2 toetsstappen: van c naar c# en van c# naar d. Voor een kwint moet je dan 7 stappen naar rechts tellen of handiger 5 naar links.
In les 03 van cursusjaar 2003/2004 hebben we het toetsstappen tellen gebruikt om akkoorden te vormen, bijvoorbeeld een majeurakkoord wordt gevormd door 4 plus 3 toetsstappen. Ik breng voor degenen die het niet (vaak) gebruikt hebben nog eens in herinnering hoe snel dat gaat. Stel dat je F#m7 wilt maken, dan neem je de grondtoon f# en dan +3, +4 en voor de septimetoon vanaf toon f# −2. In minder dan 5 seconden weet je dan de akkoordtonen (f# a c# e).
Maar ook transponeren van een akkoordenschema gaat
efficiënt met toetsen tellen. Als je bijvoorbeeld het akkoordenschema
F D7 Gm C7 moet transponeren van F naar A dan moet je alle
akkoorden 4 toetsstappen naar rechts schuiven. Als je geen toetsenbord
bij de hand hebt kun je even een (twee-oktaafs) toetsenbordje op papier
schrijven. Daarbij hoef je alleen de witte toetsen te benoemen, want
voor de zwarte is een streepje voldoende:
c'd'ef'g'a'bc'd'ef'g'a'bc
Nu is snel te zien dat om van f naar a te gaan 4 stappen naar rechts
moeten worden genomen, kortweg +4. Tellen geeft het
getransponeerde akkoordenschema: d+4 geeft f#, g+4 geeft b en c+4
geeft e. Dus het nieuwe schema wordt: A F#7 Bm E7. De toevoegingen
(in dit geval 7 en m) blijven hetzelfde, zodat het transponeren
gemakkelijker is dan het aanvankelijk lijkt.
Zelfs het transponeren tijdens het spelen is met het tellen van
toetsstappen mogelijk. Het vereist enige voorbereiding. Stel dat je een
lied kent met het schema F D7 Gm C7 en dat moet begeleiden voor een
zanger, waarvan je niet weet in welke toonaard hij het zal gaan zingen,
dan kun je thuis de intervallen tussen de akkoorden alvast bepalen. Je
kunt dat doen t.o.v. de grondtoon of t.o.v. elkaar. We bekijken de eerste
methode. De stappen t.o.v. de grondtoon f zijn achtereenvolgens: −3,
+2, −5 (namelijk van f naar d is −3, van f naar g is +2 en van f naar c
is −5). Je schrijft het akkoordenschema thuis op als −3, +2, −5 of
uitgebreider aldus:
(X) (X−3)7 (X+2)m (X−5)7, waarbij (X) de gewenste
begintoonaard is. Als de zanger dan later het lied bijvoorbeeld in A wil
zingen tel je vlug A−3=F#, A+2=B en A−5=E. Het schema is dan:
A F#7 Bm E7. De achtervoegsels 7 (septime) en m (mineur) geven
doorgaans weinig moeite, want die ken je van het lied al, zij het in een
andere toonaard.
Deze methode werkt natuurlijk snel voor iemand die de akkoorden die
hij zal moeten spelen al uit het hoofd kent, anders zal hij ook die met
tellen moeten afleiden en dan zal het spel langzaam worden.
Nog meer teltoepassingen zijn: van grondakkoord naar dominant = −5 (omgekeerd +5), naar subdominant = +5 (omgekeerd −5), naar paralleltoonaard = −3 (omgekeerd +3), van subdom. naar dom. = +2 (omgekeerd −2), majeurtoonladder omhoog (stappend naar de volgende toon) = +2+2+1+2+2+2+1, harmonische mineur toonladder = +2+1+2+2+1+3+1 (dit doortellen kan niet alleen voor een melodie gebruikt worden, maar ook voor een akkoordenschema), enz.