Getallensymboliek in de werken van J.S. Bach.

Bach verleende zijn composities soms een diepere betekenis door symboliek. Bijvoorbeeld, in de Matthäus Passion is het eerste deel korter dan het tweede om daarmee de verhouding van een kruis te symboliseren.

Friedrich Smend ontdekte in de werken van Bach bijzondere getallensymboliek. Hij publiceerde in 1947 artikelen waarin hij beweert dat Bach in zijn composities een code heeft gebruikt die berust op de rangnummers van het alfabet: A=1, B=2 enz. In het Latijnse alfabet, dat in de achttiende eeuw in Duitsland werd gebruikt, zijn I en J identiek, evenals U en V, zodat Z=24. In deze code wordt BACH voorgesteld door het getal 14 (2+1+3+8), CHRISTUS door 112 en CREDO door 43. Smend vond dat het Credo van de Mis in B mineur 784 (7x112) maten besloeg, wat zou kunnen betekenen dat de naam van Christus zeven keer wordt aangeroepen. In hetzelfde werk omvatten het koor 'Credo in unum Deum' en het direct daarop volgende 'Patrem omnipotentem' 129 maten. Dat is 3x43, dus 'Credo, credo, credo'. De 3 kan slaan op de Heilige Drievuldigheid. Zo zijn er nog enkele gevallen van een verborgen codering te vinden.

Veel meer symbolische verwijzingen dan Smend al gedaan had staan in het boek 'Bach en het getal' van Kees van Houten en Marinus Kasbergen (Uitgeverij Walburg Pers, Zutphen. ISBN 90-6011-800-6). Ze zijn wel aardig om te lezen maar statistisch en wetenschappelijk niet juist, omdat de schrijvers de procedure niet steeds hetzelfde hebben gehouden.

Dat neemt niet weg dat Bach in staat was om zich strak aan regels te houden en toch ontroerend mooie muziek kon maken.


< Terug naar les 25