Voor ons is een aardig uitgangspunt de liedvorm. De ééndelige
liedvorm heeft 1 voorzin (a1) en 1 nazin (a2). Samen
vormen die een volzin, aangeduid met een hoofdletter (A).
Bijvoorbeeld:
a1: Klein Anneke zat in de maneschijn, de maneschijn, de
maneschijn,
a2: klein Anneke zat in de maneschijn, de maneschijn.
Hoor het lied.
Het volgende lied van Brahms heeft 2 volzinnen (AB) (a1 a2 b1 b2).
Dat heet een 2-delige liedvorm.
a1: Guten Abend, gut' Nacht, mit Rosen bedacht,
a2: mit Näglein besteckt, schlupf unter die Deck'.
b1: Morgen früh, wenn Gott will, wirst du wieder geweckt,
b2: morgen früh, wenn Gott will, wirst du wieder geweckt.
Hoor het lied.
De meest gangbare liedvorm is de 3-delige, bijv.: (ABA CB CB) of (ABA CDC ABA). Een rondo (een volkse rondedans) heeft een herhalingsprocedure van twee delen (refrein - coupletten) bij een 3- delige liedvorm, meestal als (ABACADAEA) of (ABACABA). Deze laatste is een samengestelde driedelige liedvorm, wat te zien is als je het zo leest: (A-B-A C A-B-A). Een liedvorm heeft aan het eind vaak een afsluiting, de coda.
Improvisatie gaat niet zo ver als compositie, maar enige systematiek
geeft verbetering.
Het gebruik van een intro (een soort ‘expositie’ maar niet zo strikt
geregeld) staat afgewerkt.
Het is fijn als je ook bij improvisatie afsluitingen paraat hebt. De laatste
indruk is dan goed.
Hoor 3 voorbeelden.
Een intro kan ook gebruikt worden om na het ene lied geleidelijk over te gaan naar het andere. Bovendien is het gemakkelijk. Je krijgt de tijd om te bepalen wat het volgende nummer zal zijn, de toonaard te zoeken, het tempo af te tasten, en om voorzichtig te proberen hoe de melodie en het akkoordenschema ook weer waren. Tijdens de intro hoeven die namelijk nog niet precies te zijn. De intro kan ook het mediteren ter inspiratie maskeren.
Als je zang begeleidt, gebruik je de intro om de inzet ‘aan te geven’. Een fijne begeleider is daarmee een steun voor een zanger. Iedereen die gezongen heeft kent het schrikbeeld van de mislukte inzet.
Hoe zet je een intro in elkaar? De ouverture van een opera bevat elementen van wat er komen gaat. Vergelijk een inhoudsopgave. Dat uitgangspunt kan gebruikt worden bij het maken van een intro. Toegepast op improvisatie geldt, afhankelijk van de omstandigheid de volgende gevoelswaarde: