Leer improviseren. 2003-2004. Les 02: melodie, harmonie en akkoord F.

Een melodie is een groep tonen na elkaar die een zinvol geheel vormen. Voor improvisatie is het praktisch om onderscheid te maken tussen instrumentale en zanggerichte melodieën.

Een instrumentale melodie kan moeilijk te zingen zijn en is vaak geschikt voor beweging zoals dans.
Een zingbare melodie heeft een beperkt bereik (hooguit twee octaven), lange tonen, menselijke intervallen en kan emotie uitdrukken. Tip: gebruik je stem bij het improviseren als je op ideeën voor geschikte zangmelodieën wilt komen.
De afstand tussen twee tonen heet interval. (Natuurkundig is het geen verschil, maar een verhouding van frequenties; om mooie muziek te maken hoef je dit echter niet te weten).

Het is praktisch om een akkoord te beschouwen als een stapeling van intervallen.
Harmonie is het samenklinken van akkoorden en melodie, soms zo complex gemengd dat niet meteen te horen is welke tonen waarbij horen. Als een zanger zich met een gitaar begeleidt is dit duidelijk, maar een compositie van Bach kan verschillende zelfstandige stemmen (melodieën) hebben die samen de akkoorden vormen. Voor zo'n geval is 'harmonie' een beter woord dan 'akkoord'.
Omdat improviseren zo moeilijk is houden we het in het begin eenvoudig door te denken in akkoorden met een melodie . Als later een breed begrip is opgebouwd van de structuur van muziek, is het een natuurlijke stap om de rechterhand de linker te laten helpen bij het aanvullen van akkoorden, de linker tonen te laten benadrukken om daarmee de melodie van de rechterhand te verrijken, e.d.
Onderzoek van het muzikale brein heeft twee voor improvisatie opmerkelijke eigenschappen ontdekt:

1) Een lied wordt meer bepaald door de harmonie dan door de melodie. Dit blijkt als in een bekend lied veranderingen worden aangebracht. Een klein verschil in de harmonie wordt meteen herkend, maar veranderingen in de melodie vindt men niet zo belangrijk.

Bij improviseren is het een gangbare procedure om de akkoorden van een lied vast te leggen en daar verschillende melodieën bij te improviseren.

2) Niemand kan 2 melodieën tegelijk als melodie ervaren. Altijd zal de ene beschouwd worden als melodie en de andere als begeleiding. Wel kan men snel omschakelen, bijvoorbeeld bij het luisteren naar muziek van Bach.

Bij improviseren wordt dit toegepast door op een bepaald moment maar één solospeler te hebben of door de onderliggende harmonieën nauwkeurig aan te houden.


HUISWERK:
-Blijf spelen met de akkoorden C en G7.
-Leer het akkoord F = a-c-f erbij in deze ligging en rond de midden-c.
-Let op de vingerzetting om de handen ontspannen te hebben en om gemakkelijk te kunnen wisselen tussen de 3 akkoorden.
-Speel met alle drie de akkoorden C, F en G7. Samen vormen deze de toonaard C, waarop in de volgende les verder wordt ingegaan.

-Als de akkoorden in de rechterhand worden genomen is de linker vrij om er een bastoon bij aan te vullen. Dat kan de grondtoon zijn (toon c tijdens akkoord C, g tijdens G7 en f tijdens F), maar ook één van de andere tonen van het lopende akkoord.
Klik hier om een voorbeeld te horen (MIDI, tijd 4:21).


<< Startpagina / Index van de cursus / Volgende pagina >