Naar hun plaats in het akkoordenschema onderscheiden we drie soorten
toonaarden:
1) de begintoonaard (bij bladmuziek meestal af te leiden uit de
voortekening)
2) de tijdelijke toonaard of uitwijking
3) de nieuwe begintoonaard na modulatie.
Het volgende akkoordenschema illustreert dit.
[tussen de vierkante haken staan de toetsen die wit zijn in die regel en
toch laddervreemd]:
G G G D7 Begintoonaard G (ad 1) [f] D7 D7 D7 G toonaard G [f] G G E7 Am uitwijking naar Am (ad 2) [g tijdens E7 en Am] C G D7 G terug naar toonaard G (ad 2) [f] C C C G7 nieuwe begintoonaard C (ad 3) G7 G7 G7 C toonaard C C C A7 Dm uitwijking naar Dm (ad 2) [b en c tijdens A7 en Dm] F C G7 C terug naar toonaard C (ad 2)Na het tweede deel met begintoonaard C, kunnen we terugmoduleren naar het eerste stuk met begintoonaard G. Modulaties verlevendigen een muziekstuk.
In de praktijk is het onderscheid in drie soorten toonaarden niet zo belangrijk. Het gaat er om dat je rekening houdt met de toonaard die op een bepaald moment geldt. Dat kan de begintoonaard zijn, een tijdelijke toonaard of de toonaard waarnaar gemoduleerd is.
Dat rekening houden met een toonaard komt erop neer dat je oppast
voor de verraderlijke, laddervreemde tonen. Als de begintoonaard C
is, zijn de laddervreemde tonen gemakkelijk te herkennen aan de zwarte
kleur. Uitwijkingen en modulaties doen je belanden in toonaarden
waarvoor dat niet meer geldt. Bijvoorbeeld in toonaard G is de
engelachtig witte toets f toch laddervreemd.
Later denk je niet meer in zwarte en witte toetsen, maar in
toonladdereigen en toonladdervreemde tonen. Alvorens een toonaard
te gebruiken kijk je eerst wat de hoofdakkoorden en de laddereigen
toetsen zijn. Het zijn twee manieren om te bepalen waar de
laddervreemde toetsen zitten. Het is nuttig om die vanuit verschillende
gezichtspunten te beschouwen: vanuit het denken in akkoorden en dat
van toonladders.
Vaak maakt een musicus zich tijdens zijn improviseren niet zo druk om waar precies die laddervreemde tonen zitten. Hij gaat ze wel aanvoelen door het steeds herhalen van hetzelfde akkoordenschema. Dat geldt ook voor samenspel. Daar wordt bij het steeds opnieuw doorlopen van het schema de samenwerking beter.
Dat is ook de reden dat de meeste improvisators zich specialiseren in een beperkt aantal begintoonaarden. Door de uitwijkingen komen er toch al toonaarden bij. Wie als begintoonaard C kiest, belandt al gauw ook in de toonaarden Am, Dm, G, F, D en afhankelijk van de complexheid van de schema's in nog enkele toonaarden meer.
HUISWERK: Improviseer een musettewals op het bovenstaande schema.
Het is eenvoudig gehouden met het oog op samenspel. Iedereen moet zich
dan wel strikt aan hetzelfde schema houden.
Klik hier voor een partij van het schema
Klik hier voor een andere partij van het schema.
Klik hier voor beide partijen in samenspel.
Klik hier voor een grote afdruk van het schema.