Leer improviseren. 2003-2004. Les 15: persoonlijke expressie.
Publiek wil horen wat het al kent. Dit eenvoudige zinnetje heeft veel
invloed op de wereld van het improviseren. Daar hoort deze cursus bij.
Mensen die prachtig spelen, maar eigenlijk nooit willen improviseren,
horen er niet in thuis. Iedere keer opnieuw steekt het idee dat
gecomponeerde muziek beter is dan geïmproviseerde de kop op. Dit is
een inspiratiedodend virus. Het verspreidt zich gemakkelijk want het is
in woorden te vangen, bijvoorbeeld: "Hij speelt alleen maar boogie
woogie". De emotie die de muziek in werkelijkheid oproept, is met
gewone taal niet uit te drukken. Creatieve musici hebben soms behoefte
om te improviseren.
Dat is terug te voeren tot het avontuur. Ook al houd je van Bach, toch
kun je je laten verrassen door de vondsten van schoonheid van louter
een zangstem, onafhankelijk van de kwaliteit van de compositie, of van
de drive waarmee een simpele boogie woogie wordt gespeeld. Bij een
mengproduct van een componist en een vertolker mis je soms een mens.
Improviseren kent graden van eigenheid. Je kunt een stuk uit je hoofd
leren spelen, maar je kunt meer van jezelf in je muziek stoppen als je
kortere bekende stukjes naar eigen inval aan elkaar plakt. Als die stukjes
zo kort zijn geworden als een noot heb je de hoogste graad van
eigenheid. M.a.w. iedere noot, dus alles, is helemaal van jezelf. Als
mensen op die manier improviseren is de uitstraling van hun
persoonlijkheid zo sterk dat dat niet is uit te leggen aan iemand die er
niet bij is. Dit is het onvervangbare van improviseren.
Het is storend als een improvisator geconfronteerd wordt met de
zelfgenoegzaamheid waarmee voorstanders van gecomponeerde muziek
soms aan dit aspect voorbijgaan. Ze hechten meer waarde aan de
constructie van de noten dan aan de ziel. Het is net of ze doof zijn voor
het verschil in timbre van een zangstem of een 128e noot van een
ritme. De blijvende muziekvernieuwing in de vorige eeuw kwam niet
van de verstandelijke zoekers, maar van de jazz, volksmuziek uit het
hart. Het zijn vaak de niet in noten te vatten aspecten die de ziel beroeren.
Van die aspecten moet de improvisatie het hebben.
Hoe virtuoos ook de vingers een etude van Chopin vertolken, een enkel
procent te traag pedaalgebruik kan het effect van de vingers teniet doen.
Bij een improvisator die luisterend speelt zal dit niet gebeuren. Want
zijn schepping is oprecht van hem zelf.
Naast deze notenverering remt ook de vingergymnastiek de expressie.
Vingerbeheersing is een zegen voor de improvisator, maar het moet
gereedschap blijven in dienst van de ziel, niet iets dat waardering krijgt
voor de sportprestatie. Hetzelfde geldt voor akkoordenkennis. Als er
maar veel moeilijk te benoemen akkoorden in zitten krijgt het spel
vaak veel waardering.
Speel alleen noten die iets te zeggen hebben. Een toon die ontstaat uit
de behoefte om hem nu te horen, dus een eerlijk geïmproviseerde toon,
krijgt bij de aanslag automatisch de waarde die hij verdient. Die hoeft
niet ingestudeerd te worden. De werkelijke luisteraar zal die nuance niet
ontgaan, maar degene die ondertussen zit te dineren geeft de voorkeur
aan iets dat hij kent, zodat hij zijn aandacht bij zijn eten en zijn
tafeldame kan houden.
Wie populair wil zijn voor het grote publiek, moet niet gaan
improviseren. Die moet stukken instuderen en vertolken. Improvisatie
is voor de fijnproever van de ziel van de medemens.
Een extra argument om niet te gaan improviseren is dat het zo moeilijk
is. Het vereist een specialisme. Je ziel kan gecompliceerde dingen
willen, waarvan expressie een zekere vaardigheid vereist. Met soms
even tussendoor improviseren bouw je die niet op.
HUISWERK: Probeer eerlijk te spelen wat je echt wil horen, liefst met
een hoge eigenheid. Verzin toon voor toon op het moment zelf. Houd
daartoe de constructie maar simpel (een akkoordenschema is een
compromis: het remt de vrijheid van expressie, maar een kader behoedt
kunst voor chaos).
<< Startpagina / Index van de cursus / Volgende pagina >